zaterdag 23 februari 2008

NASCHRIFT

Misschien werd in deze levensbeschrijving van W. C. Brouwer, ten dele gebaseerd op zijn auto-biografie, een te eenzijdig of te geflatteerd beeld opgeroepen. Wie echter tussen de regels door wil lezen zal tegengestelde eigenschappen in zijn persoonlijkheid herkennen. Zijn grote werkkracht, zijn strijdbaarheid, zijn oorspronkelijkheid, die geleid heeft tot belangrijke vernieuwingen zowel in de aardewerkproductie als in de monumentale bouwsier in zijn periode, zijn zorgzaamheid voor vrouwen kinderen - dat kon alles gepaard gaan met zelfingenomenheid, on-sociaal optreden en een zich afzetten tegenover collegakunstenaars. Toch is het de vraag of die minder gunstige eigenschappen tot de persoonlijkheidsopbouw van Brouwer behoorden, dan wel of ze hem niet incidenteel door de omstandigheden werden opgedrongen. Brouwer leefde in een tijd waarin het handhaven van een keramisch bedrijf nog heel wat moeilijker geweest moet zijn dan tegenwoordig, in een tijd ook waarin wisselende inzichten iemand letterlijk in zijn bestaan konden bedreigen en waarin persoonlijke zorgen nog maar nauwelijks door een zorgende overheid verlicht konden worden. In.die tijdssituatie heeft Brouwer op felle, emotionele wijze gereageerd wanneer het hem tegenzat, niet altijd even sympathiek, maar wel menselijk en als zodanig begrijpelijk. En dan, dat zijn emoties de moeite waard waren moge uit de volgende hoofdstukken blijken.

NOTEN
1 De versie van Brouwer's autobiografie uit 1927 bevindt zicht in het Brouwer Archief bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te Den Haag. De eerdere versie is in bezit van de heer C. W. Brouwer, zoon van de kunstenaar.

2 De informaties over Bremmer zijn afkomstig uit de publicatie 'De Leidse tijd van H. P. Bremmer 1871-1895' van J. M. Joosten. overdruk uit Leids Jaarboekje 1970.

3 Over de geschiedenis van dit genootschap werd geraadpleegd 'Leids Kunstlegaat - kunst en histrorie rondom 'Ars Aemula Naturae', Leiden 1974.

4 Zie publicatie vermeld in noot 2, blz. 82.

5 Zie publicatie vermeld in noot 3, vanaf blz. 56.

6 Dit nummer van 'De boekband' verscheen in een nieuwe gedaante en werd gedrukt op handgeschept papier. De tekst werd veelvuldig afgewisseld met in hout of koper gesneden versieringen, waarin als motief gereedschap uit het boekbindersvak werd verwerkt: de naaibank, naald en draden, de lijmpot met kwasten, de schaar enz. Onder de titel 'De keus van materialen' schreef Loebèr in dit nummer een strijdvaardig pleidooi voor een waarheidsvolle en ambachtelijke werkwijze bij het maken van boekbanden. Zie over dit onderwerp: E. Braches, 'Het boek als Nieuwe Kunst', Oosthoeks Uitgeversmij BV, Utrecht 1973, o.m. blz. 348356.

7 Die concurrentie werd door Brouwer mogelijk al voorvoeld door een gezamenlijke tentoonstelling van werk van hemzelf en van Amstelhoek in april 1900 in de Koninklijke Bazar te Den Haag. De begeleidende brochure vermeldde over het aardewerk van Amstelhoek O.m.: 'De fabriek bestaat ongeveer een j aar en hetgeen thans geëxposeerd wordt is het eerste resultaat van haar proefneming. Deze begindatum van het aardewerk van Amstelhoek wordt bevestigd
door een bericht in de rubriek 'Korrespondenzen' van het doorgaans goed over actuele Nederlandse ontwikkelingen geïnformeerde tijdschrift 'Dekorative Kunst' (Band 11898). Men leest daarin o.a.: 'Amsterdam. W. Hoeker hat soeben eine kleine keramische Fabrik gebaut, in der Zijl die künstlerische Seite vertritt. Man darf auf die ersten Resultate gespan nt sein'. Begin van het Amstelhoek-aardewerk dus waarschijnlijk in 1898 met Zijl (aardewerk plastieken), in 1899 voortzetting met potterie van Van der Hoef. De veel genoemde jaren 1894/'95 zouden dan betrekking kunnen hebben op de koper- en metaalwerkplaats van Amstelhoek van de goudsmid Hoeker.

8 C. A. Burgers in het blad Antiek, 7de jaargang no. 1 blz. 18. Te Kopenhagen viel het werk van Brouwer zeer in de smaak, de prijzen waren daarbij relatief laag. Voor het Kunstindustriemuseum zelf werden maar liefst negentien voorwerpen aangeschaft en ook het publiek kocht blijkbaar zo gretig, dat een groot deel van de collectie van in totaal 188 stuks al voor het einde van de tentoonstelling verkocht was en op 7 juni Brouwer om een nieuwe zending gevraagd werd. Brouwer, uiteraard zeer verheugd over de goede gang van zaken, stuurde omgaand een lijst met nog een 131 stuks keramiek, die hij blijkbaar in voorraad had. . . Het overgrote deel van de collectie werd gekocht door particulieren en een Deense kunsthandel. (Baadh. E. Winthers Efterfolger) die ruim tachtig stuks inkocht. Er blijken ca. 85 verschillende modellen ingestuurd te zijn.

HA Aanwezig waren maar liefst: Or. H. P. Berlage, Or. G. W. van Heukelom, W. Verschoor, W. de Vrind, Joh. G. Robbers, G. J. Rutgers, A. Broese van Groenau, W. Dahlen, W. Kromhout, W. Fontein, Atb. van Rood, G. Stapensea, P. G. Buskens, S. deCJerq, Ir. JosTh. J. Cuypers,J. C. van Dosser, Ir. Jan Gratama, J. W. Hanrath, G. van Hoogevest, Ir. R. A. Hulshoff, A. van der Kloot-Meyburg, H. H. Kramer, Alb. Otten, B. J. Ouendag, J. H. de Roos, Prof. Ir. J. A. G. van der Steur, Ir. H. J. W. Thunissen, G. Versteeg, De Vrind, A. N. Wegerif, Ir. A. F. Mertens en Piet Kramer. Voor velen van hen had Brouwer bouw-keramiek ontworpen.

Geen opmerkingen: